Terugkijken is altijd makkelijk. Toch blijft het moeilijk te begrijpen dat wij zolang de ogen bleven sluiten voor de gevaren van zoönose. Eerdere waarschuwingen zoals aids, SARS, Varkenspest, Gekke Koeienziekte en Ebola werden nog in de wind geslagen. Zelfs COVID-19 met miljoenen doden en zijn enorme impact op economieën over de hele wereld bleek nog geen wake up call. In 2021 leek het wel alsof iedereen weer zo snel mogelijk terug wilde naar normaal.
Maar intussen werd in de mega kippenstallen van Nederland alweer het volgende virus uitgebroed. Een dodelijke variant van het H5N7 virus. 10 maal besmettelijker dan COVID-19 en veel en veel dodelijker.
Bijna de helft van alle mensen die besmet raakten, kwam te overlijden. Binnen een week vielen er alleen al in Nederland meer dan 30.000 doden. Nederland bleek met zijn uitstekende internationale contacten ook de ideale uitvalsbasis voor het virus om zich snel over de rest van de wereld te verspreiden. Ook al werden alle internationale contacten, te lucht, te water en over land vrijwel direct stopgezet, het virus bleek al op alle continenten aanwezig, zelfs op Antarctica.
Toen veranderde alles. Opeens werd de vleesindustrie gezien voor wat het werkelijk was. Niet alleen een broedplaats voor ziekten, maar ook de veroorzaker van veel dierenleed en bovenal een ongelooflijk inefficiënte manier om voedsel te produceren, met enorme verborgen kosten die tot dan toe werden afgewenteld op de samenleving en vooral natuurlijk op de natuur.
Van de ene op de andere dag werden alle overheidssubsidies stopgezet voor deze vervuilende vorm van industrie. Gewone burgers zagen vlees uit de industriële vleesproductie opeens als gevaarlijk en bovenal als bron van al het kwaad. Vlees werd gezien als giftig. De vleesindustrie werd vergeleken met de ouderwetse tabaksindustrie, maar dan erger. Even giftig maar nu voor de samenleving zelf.
Het aanpassen van het voedselpatroon verliep toen verrassend snel. Allerlei alternatieve bronnen van eiwitten en vleesvervangers waren allang uitontwikkeld en werden opeens echt algemeen geaccepteerd. Natuurlijk werd er nog wel wat vlees gegeten, maar alleen nog van kleinschalige, biologische boeren.
En toen gebeurde er opeens iets totaal onverwachts. Bijna driekwart van alle landbouwgronden viel opeens vrij. Toen pas werd de enorme impact van de industriële vleesproductie op het milieu duidelijk. De vrijgevallen landbouw en veeteeltgronden werden overal omgezet in natuurgebied. Hierdoor nam de biodiversiteit weer snel toe. Watervoorraden werden niet langer uitgeput. De natuur groeide en bloeide.
Maar hier hield het niet bij op. Steeds meer mensen raakten er van overtuigd dat de manier waarop wij met de aarde om waren gegaan onwenselijk was. De H5N7 pandemie maakte opeens voor iedereen duidelijk dat wij allemaal onderdeel zijn van een nauw verweven web van relaties met de natuur en met elkaar. We bleken allemaal bewoners van ‘spaceship earth, en steeds meer mensen gedroegen zich ook daarnaar. Zij kozen voor welzijn in plaats van welvaart, voor bloei in plaats van groei. Dat leidde tot andere maatschappelijke keuzes. Met meer ruimte voor de natuur, voor elkaar en voor zorgen voor. Er ontstond een nieuw soort samenleving. Althans bijna overal.
In enkele meer autoritaire gebieden zoals in China, Rusland en het Midden-Oosten bleef de industriële vleesproductie nog enige tijd voortbestaan. De machthebbers van deze staten dachten dat zij met de strikte controle op hun burgers, ook de zoönoses wel in bedwang konden houden.
Toch brak ook daar uiteindelijk het inzicht door. Afschaffen van de vleesindustrie had zoveel positieve neveneffecten dat ook hun burgers hun onvrijheid niet langer accepteerden. Een nieuwe wereldorde ontstond. Vrije, progressieve, democratische staten, bleken het beste te floreren. Zij bleken de gezondste burgers, de gezondste economie en de gezondste samenleving te hebben.
(Naar een idee van Brandon Keim: https://www.anthropocenemagazine.org/2020/08/a-memo-from-the-year-2050
© Peter van der Wel (12021)