Ik wil met u eens terugkijken op het begin van deze eeuw. U weet allemaal nog dat Europa in die tijd leek af te stevenen op een sociale en economische ineenstorting.
U weet nog dat de bestaande politieke partijen in die tijd totaal ongeloofwaardig waren geworden. Wie nog wel stemde, stemde vooral tegen. Kiezers stapten voortdurend over op nieuwe partijen die beloofden dat alles beter zou worden. Maar die nieuwe partijen waren vaak opgehangen aan populistische leiders die veel beloofden, maar weinig waar konden maken.
En toen was er in 2025 in Nederland opeens de CommunicatiePartij. In eerste instantie leek deze partij ook weer zo’n partij voor ontevreden burgers. Ook de CommunicatiePartij kwam weer met nieuwe voorstellen. Maar één nieuw concept, ‘de communicatiedemocratie’ bleek het verschil te maken.
Het idee van de communicatiedemocratie werd gelanceerd door John De Mol, toentertijd directeur van enkele mediabedrijven. Het idee lijkt nu achteraf gezien, reuze voor de handliggend. De Nederlander van toen was natuurlijk al een heel andere Nederlander dan die van pakweg een halve eeuw daarvoor. Mondiger, kritischer, beter opgeleid, zelfbewuster en individualistischer. Het was allang duidelijk dat daar dan ook een andere overheid bij hoorde. Niet langer een overheid die als een soort verstikkende deken over alle maatschappelijke besluiten heen lag, maar juist een overheid die individuen stimuleerde om eigen keuzes te maken.
De Mol zag in dat dit alleen mogelijk was als de schijntegenstelling tussen solidariteit en individualisme werd opgelost. En hij had daar ook een oplossing voor. Het beïnvloeden van normen en waarden. Tot die tijd was dat altijd wat taboe gebleven. Hooguit werd daar wat vrijblijvend of lacherig over gediscussieerd. De Mol zag in dat marketing en communicatie veel effectiever zijn dan inperking via wetten en regels. In 2028 werd de eerste minister van communicatie benoemd.
Achteraf lijkt het allemaal zo simpel. Via reclame kun je mensen zo beïnvloeden dat zij zich de doelen van het overheidsbeleid echt eigen maken. Het bedrijfsleven wist dat natuurlijk al lang. Reclame was jarenlang de motor geweest van een ongelofelijke consumptiegroei. En nu werd dit machtige medium volledig gericht op democratisch vastgestelde doelen.
Het was overigens ook De Mol’s verdienste om de andere kant van communicatie te benadrukken. Communicatie is niet alleen beïnvloeden maar ook luisteren. Ook dat wist het bedrijfsleven al lang. En ook dat paste perfect in het idee van de mondige burger. De goed opgeleide, kritische burgers van begin 21e eeuw wisten heel goed zelf wat zij wilden. Dat betekende dat die burgers ook meer mogelijkheden moesten hebben om hun wensen kenbaar te maken. Niet alleen maar eens in de vier jaar verkiezingen, maar continu onderzoek naar de wensen van de burger. Ook hier bood de marketing uitkomst. Burgerpanels, diepte-interviews, behoeftepeilingen, referenda, kwaliteitsindicatoren, allerlei instrumenten om het overheidsaanbod beter af te stemmen op de maatschappelijke vraag.
Natuurlijk werden deze ideeën niet zonder slag of stoot geaccepteerd. “De overheid zou zich niet mogen bemoeien met de opvattingen van haar burgers”. Alsof dat via onderwijs, reclamespotjes en allerlei wetten, regels, subsidies en belastingen niet allang gebeurde. De oplossing van De Mol was heel simpel: democratische controle.
Tot die tijd werd er nog jaarlijks een miljardennota aangeboden aan het parlement. Hierin stonden dan alle regeringsvoornemens voor het komende jaar. Het is nu bijna niet meer voor te stellen hoe in die tijd, in het parlement werd gediscussieerd over tiende-procent-punten, of over het toevoegen van een uitzondering op een uitzondering in de zoveelste wet of regeling.
Maar dat werd anders toen, eerst nog tegelijkertijd, maar al snel in plaats van die miljardennota, de communicatienota kwam. Deze nota lokte voor het eerst echte politieke discussie uit. Nu ging het echt over de vraag hoe individuen zich zouden moeten gedragen in een beschaafde samenleving. En dat is toch de hoogste vorm van politiek?
Zoals we weten waren de gevolgen van dit nieuwe beleid, gebaseerd op de communicatiedemocratie, ronduit spectaculair. Binnen enkele jaren gedroeg bijna iedereen, eerst alleen in Nederland, maar al heel snel in heel Europa, zich vanuit overtuiging, vanuit gewoonte, of gewoon vanuit luiheid conform de democratisch vastgestelde normen en waarden. De burgers konden vanaf toen steeds vrijer worden gelaten, de overheid hoefde steeds minder in te grijpen, regels te stellen. En de producten van de overheid zelf sloten ook steeds beter aan bij de wensen van de burgers.
In de communicatiedemocratie bloeide de Europese samenleving snel weer op. De burger werd weer ondernemend. Kunst, cultuur, wetenschap en economie bloeiden als nooit tevoren. En we weten allemaal hoe het verder is gegaan. Toen ook de rest van de wereld het nieuwe besturingsmodel overnam, groeiden welvaart en welzijn wereldwijd. Nu, bijna 20 jaar later, lijken honger, oorlog en de zorg om het bestaan echt tot het verleden te behoren. De mensheid heeft nu toegang tot alle schatten in het heelal. En wie weet wat de toekomst ons nog meer zal gaan brengen?”
© Peter van der Wel (12021)
PS: Interessant? Stuur deze blog dan vooral door een collega of vriend! Kreeg u ’m zelf doorgestuurd? Abonneer u hier gratis
PPS: Wilt u (on)regelmatig als eerste mijn nieuwste blog ontvangen? Geef u hier op voor gratis toezending