Misverstanden over de energietransitie

In de jaren ‘20 werd de wereld wakker geschud door de gevolgen van de klimaat veranderingen. Opeens gingen overal de alarmbellen af. Op sommigen  plaatsen stegen de temperaturen zomers tot boven de 50 graden en dat terwijl er nog steeds meer CO2 In de lucht kwam. Er waren overstromingen, watertekorten, mislukte oogsten, klimaatvluchtelingen en er dreigden onomkeerbare weersextremen.

Niet dat dit niet al veel eerder was voorzien. Al 50 jaar daarvoor waarschuwden gerenommeerde instituten voor de gevolgen van het ongebreideld opstoken van fossiele brandstoffen. Het grote publiek bleef in eerste instantie echter hangen in ontkenning, ongeloof  of gewoon luiheid. Bedrijven waren bang voor hun concurrentiepositie en overheden voor hun nationale concurrentiepositie. Alles nog eens aangezwengeld door de fossiele lobby die het verhaal in de wereld bracht dat de energietransitie heel veel pijn zou gaan doen en hoge kosten met zich mee zou brengen.

Maar nu achteraf blijken de kosten van de energietransitie heel erg te zijn meegevallen. Sterker nog; die transitie blijkt vooral veel winst te hebben opgeleverd. Begin jaren 20 kwamen berekeningen van de EU en van de VN, maar ook van commerciële bureaus zoals McKinsey uit op astronomische bedragen die liepen in de triljoenen euro’s. Maar dat was alleen maar rekenwerk. De praktijk bleek achteraf veel gunstiger uit te pakken. Zo werd 80% van de berekende kosten al terugverdiend toen alle subsidies aan fossiel werden verschoven naar duurzame energie. De resterende 20% kon over een aantal jaren worden uitgesmeerd en dat kwam toen uit op ongeveer 1% van het bruto nationaal product.

En toen kwam de winst! Want toen die zonnecentrales en windmolens er eenmaal stonden, leverden ze vanaf dat moment bijna gratis, groene energie. Met allerlei bijkomende voordelen. Bijvoorbeeld geopolitiek. We waren daarna niet langer afhankelijk van gas uit Rusland, of aardolie uit Saudi Arabië. En opeens bleken ook de zorgkosten te dalen door de minder vervuilde lucht en water. De wereldvloot kon met een derde inkrimpen, toen 30% van het tonnage vrijviel, omdat er geen olietankers meer nodig waren.

Natuurlijk deed dat proces tijdelijk wel een beetje pijn. We konden niet langer voor heel weinig geld vliegen naar onze vakantiebestemmingen. En sommige  energie-intensieve industrieën verhuisden al naar zonniger streken waar de energie nog goedkoper was. Er gingen fossiele banen verloren, maar gelukkig kwamen er ook weer nieuwe groene banen bij. Dat vroeg om een fors proces van her- en bijscholing. Tijdelijk moesten we ook de financieel minder draagkrachtigen extra ondersteunen om energiearmoede te voorkomen.

Maar daarna verdienden we alleen nog maar aan de energietransitie.  Het leven werd goedkoper, gezonder en duurzamer. De totale kosten van die energietransitie bleken uiteindelijk alleen maar winst te zijn.  Onder de streep kostte die energietransitie ons niets, nada, zero. We werden er rijk van.

Peter van der Wel  (12021)