ganzen en onderwijs (2003)

Ganzen en de toekomst van het onderwijs.

In Frankrijk mest men ganzen vet. Dat gaat bepaald niet zachtzinnig. De boer duwt een trechter door de strot van de gans en propt daarna met kracht het voer naar binnen. Het gevolg is niet alleen een vette gans, maar ook een onnatuurlijk opgezwollen lever. En dat is precies de bedoeling. Deze foie grasse schijnt een echte lekkernij te zijn voor de liefhebber. In het Nederlandse onderwijs probeert men kennis in de hoofdjes van de leerlingen te proppen.

We stoppen onze leerlingen bij elkaar in één ruimte omdat ze ongeveer even oud zijn en van een ongeveer gelijk intelligentieniveau. We denken dat ze dan het beste kunnen leren. Ze krijgen vervolgens allemaal hetzelfde boek en als ze geluk hebben ook nog eens toegang tot hetzelfde computerprogramma. Ze worden beschouwd als domme gansjes die moeten worden volgepropt met zoveel mogelijk kennis. Het gevolg is niet alleen ongemotiveerde leerlingen, maar ook een eenzijdige nadruk op bepaalde soorten (overdraagbare) kennis.

Dit onderwijssysteem komt voort uit een systeem waarbij een meester, een deskundige op een bepaald terrein, zijn kennis doorgaf aan anderen en zo ‘school maakte’. Hij ‘onderwees’ letterlijk de mensen ónder hem. Is dit nu nog wel het meest gewenste onderwijssysteem? Stel je nu eens een school (of een huiskamer) van de toekomst voor. Je bent in dispuut gewikkeld over een bepaald onderwerp en je richt je tot de muur. Je vraagt, “Wie heeft er nu gelijk”? De muur wijst erop dat hij/zij een aantal virtuele mensen achter de hand heeft die aan het dispuut kan deelnemen. Je kiest er twee uit, van wie je denkt dat ze wel veel kennis over dit onderwerp zullen hebben. Er ontspint zich nu een interessante discussie samen met de virtuele partners. Deze partners beschikken over alle kennis uit hun databanken. Ten slotte kom je dan al discussiërend aan de grenzen van de kennis van het systeem. Er is dan nog één leuke optie. De muur schakelt je nu door naar enkele personen die net als jij geïnteresseerd zijn in dit onderwerp en ook de grenzen van de kennis van de computer hebben overschreden. Al deze personen zijn nu virtueel in je huiskamer aanwezig en jij in de hunne. Samen begin je nu aan een debat over de voor jou relevante kwestie.

Stel je eens zulk onderwijs voor. Is dat nog wel onderwijs of zouden we moeten spreken van bovenwijs of gelijkwijs? Waarom zou je dan nog naar school gaan om feiten te leren, als je veel gemakkelijker virtuele ervaringen kunt opdoen en de beste leraren ter wereld (virtueel) overal en altijd voor jou ter beschikking staan? Als je overal toegang tot het net hebt en je aan het net vragen kunt stellen over alles wat je weten wilt, krijgt kennis een heel andere waarde. Dat zien we nu al gebeuren onder invloed van internet, interactieve encyclopedieën en internetzoekmachines.

Wat zal dat gaan betekenen voor ons onderwijs? Je kunt dan belangstellingswerelden onderzoeken met behulp van virtuele gidsen die je vragen beantwoorden. Maar die ook vragen aan jou stellen, je prikkelen en je uitdagen. Voor een kind dat nieuwsgierig is – en ik denk dat ieder mens van nature nieuwsgierig is – zal dan de ene wereld na de andere opengaan. In zulk onderwijs gaat het niet meer om eindtermen maar om de vraag welke werelden je hebt betreden – virtueel en reëel – en wat je in die werelden hebt leren doen.

De virtuele scholen die zo ontstaan en die de plaats gaan innemen van de huidige instellingen zullen dan vooral ervaringswerelden aanbieden. Omdat deze ervaringen dan overal toegankelijk zijn als iemand iets wil leren, leren kinderen al veel jonger al veel meer. Succes bij het leren nodigt dan uit voortdurend nieuwe ervaringswerelden in te gaan, net als nu bij succesvolle computerspellen. Het scheppen van virtuele ervaringswerelden wordt een belangrijke industrietak. Door de combinatie van multimedia, virtual reality en kunstmatige intelligentie worden deze werelden unieke leeromgevingen. Ze dagen de leerling uit vragen te stellen, ze gaan na waar die vragen vandaan komen en ze zullen voortdurend ervaringen aanbieden die de kennis en vaardigheden van die leerlingen verder uitbreiden. De term ontdekkend leren krijgt zo een geheel nieuwe inhoud.

Ik denk hierbij aan 3D-leeromgevingen, waar je virtueel door een mierenhoop of door een vulkaan kunt reizen. Waarbij je een virtuele gids hebt die je vragen stelt en jouw vragen beantwoordt. Die precies bijhoudt hoe jij leert, wat je interesses zijn en wat je sterke en minder sterke kanten zijn. Die je vorderingen bijhoudt en de voor jou meest geschikte leerwegen aangeeft. Maar waarin je ook in discussie kunt gaan met een virtuele Darwin of Goethe, of met een medeleerling van vlees en bloed die precies dezelfde leervragen heeft als jij, maar die wel toevallig 150 kilometer verderop woont en misschien ook al twee keer zo oud is als jij. Of waar je je Engels kunt oefenen met een virtuele of een echte native speaker.

Overigens denk ik niet dat daarmee het schoolgebouw zal verdwijnen. Er zullen buurtscholen zijn. De 10 of 20 kinderen in deze buurtschool zullen in werkelijkheid 10 of 20 verschillende leerwegen bewandelen, maar ze kunnen dan wel samen lunchen en buiten stoeien. De verantwoordelijke volwassene – met of zonder onderwijsdiploma – die een oogje op hen houdt, zal ook uit de buurt zelf afkomstig zijn. Ook in 2050 zullen mensen immers nog altijd sociale dieren zijn.

© Peter van der Wel 2003 (uit Parels en Groeibriljanten )