Stel je twee economieën voor. In de ene koop je een nieuwe fiets, boek je een stedentrip, leg je wat opzij en vertrouw je erop dat de overheid de rest wel opvangt. In de andere betaal je je medische rekening zelf, spaar je voor het pensioen van je ouders én hun ouders, en denk je drie keer na voordat je de nieuwe smartphone koopt. Ra ra, welke is China?
We denken vaak dat Chinezen “nu eenmaal veel sparen”. Alsof het cultureel zit ingebakken. Maar kijk naar het systeem en je ziet een heel ander verhaal. In Europa en de Verenigde Staten draait de economie op consumptie. De overheid haalt belasting op — veel belasting — en pompt dat geld via uitkeringen, zorg en pensioenen weer terug de samenleving in. Geld circuleert, we voelen ons relatief zeker, dus we geven uit. De winkelstraat draait op vertrouwen.
China werkt volgens een andere logica. Daar haalt de staat minder binnen via belasting (ongeveer twintig procent van het bbp, tegen zo’n veertig in Europa). De rest komt uit dividenden van staatsbedrijven, staatsbanken en vooral uit het verpachten van land. Vastgoed is jarenlang de motor van de groei geweest. Groot, ambitieus, indrukwekkend — maar een heel ander vliegwiel dan consumptie. En wie minder belasting heft, geeft ook minder zekerheid terug. Dus sparen burgers zelf. Voor zorg. Voor onderwijs. Voor ouderdom. Voor risico’s die wij collectief hebben afgekocht.
Zo ontstaat een economie waarin spaarzin niet cultureel is, maar rationeel. Geen luxe keuze, maar overlevingsstrategie. Terwijl wij winkelen, zet de Chinese middenklasse buffers op. Terwijl onze economie draait op consumeren, draait China op investeringen, beton, staal en export. De een consumeert zijn toekomst, de ander bouwt eraan.
Maar hier wordt het interessant. China wil af van die afhankelijkheid. Minder bouw, meer binnenlandse bestedingen. Meer innovatie, minder cement. En tegelijkertijd beseffen wij dat onze consumptiedrang de planeet uitwringt als een nat washandje. De vraag wordt dan prikkelend simpel:
Gaat China leren consumeren voordat wij leren matigen?
Of kruisen onze modellen elkaar halverwege — Europa met meer durf, China met meer zekerheid?
De toekomst wordt niet bepaald door wie het meeste uitgeeft, maar door wie het beste begrijpt waarom we uitgeven — of sparen. Economie is geen getallenwerk, het is menselijk gedrag onder instituties. En systemen zijn te veranderen.
Want consumptie lijkt ergens ook op sparen — het is ook een manier om twijfel te bezweren. Een volle kledingkast, een nieuwe telefoon, een weekendje weg: kleine ankers tegen een onzekere wereld. Sparen is grip houden op morgen, consumptie is het kopen van afleiding, van status, van dopamine, van erkenning, van troost, het afkopen van zorgen voor morgen. Je koopt geen product, je koopt een gevoel.
Misschien ligt de volgende fase van welvaart daarom niet in meer sparen of meer consumeren, maar in het slimmer organiseren van zekerheid. Zodat we niet consumeren om onze onzekerheid te verdoven, en niet sparen omdat we bang zijn te verliezen — maar omdat we durven kiezen voor de toekomst.
Waar sparen en spenderen geen tegenpolen zijn, maar allebei voortkomen uit een diep vertrouwen in onze toekomst.
Peter van der Wel (12026)
PS: Ben je het eens met de boodschap van deze blog? (Re)post hem op de socials en/of stuur hem door naar een collega of vriend waarvan je denkt dat ze hem ook interessant zullen vinden! Kreeg je ’m zelf doorgestuurd? Abonneer je hier gratis op nieuwe blogs.
PPS: Reacties zijn welkom. Je kunt ze mailen naar mijn mailadres.
