Wat rationele zorgen zijn — en wat niet
De angst voor kunstmatige intelligentie wordt vaak als één emotie besproken, maar dat is een vergissing. Niet alle AI-angst is hetzelfde, en niet alle angst is onredelijk. Sommige zorgen zijn terecht en vragen om politieke en institutionele antwoorden. Andere angsten zijn begrijpelijk, maar gebaseerd op verkeerde aannames over wat AI is en kan. Pas wanneer we dit onderscheid maken, wordt het debat volwassen.
1. Waar de angst vandaan komt — en wat dat wel en niet bewijst
Dat nieuwe technologie angst oproept, is historisch gezien geen verrassing. Van de stoommachine tot elektriciteit en internet: telkens leidde technologische verandering tot onrust, vaak omdat de gevolgen onzeker waren en bestaande verhoudingen onder druk kwamen te staan. Dit patroon verklaart dat angst ontstaat, maar niet of die angst terecht is.
Bij AI speelt bovendien iets specifieks. Voor het eerst nemen machines niet alleen fysieke taken over, maar ook cognitieve functies: schrijven, analyseren, samenvatten, ontwerpen. Dat raakt aan ons zelfbeeld. Intelligentie is evolutionair een sociaal signaal geweest — iets wat macht, status en samenwerking bepaalde. Wanneer machines intelligent gedrag vertonen, voelt dat existentiëler dan eerdere vormen van automatisering.
Deze psychologische verklaring maakt de angst begrijpelijk, maar bewijst nog niet dat zij rationeel is. Begrijpelijkheid en redelijkheid zijn niet hetzelfde.
2. Wat rationele AI-zorgen wél zijn
Een deel van de huidige angst voor AI is rationeel. Er zijn reële risico’s die serieus genomen moeten worden:
- Misinformatie en manipulatie op ongekende schaal
- Machtsconcentratie bij bedrijven en staten die AI-systemen controleren
- Ongelijkheid, doordat productiviteitswinsten niet automatisch eerlijk worden verdeeld
- Institutionele achterstand, waarbij regelgeving en toezicht achterlopen op toepassing
Deze zorgen gaan niet over AI als “bewust wezen”, maar over AI als systeemversterker: een technologie die bestaande problemen kan vergroten als zij slecht wordt ingebed. Angst die hieruit voortkomt, is geen paniek maar een signaalfunctie.
3. Welke angsten níét rationeel zijn — en waarom
Tegelijkertijd bestaat er een andere categorie angst die minder goed standhoudt.
Ten eerste het idee dat AI een autonome actor is met een eigen wil of agenda. Huidige AI-systemen hebben geen intenties, belangen of moreel besef. Ze handelen niet; ze worden ingezet. Het risico zit niet in “AI die besluit”, maar in mensen en organisaties die beslissingen uitbesteden zonder voldoende controle.
Ten tweede de impliciete aanname dat menselijke waarde afneemt zodra machines taken overnemen. Historisch gezien is daar geen hard bewijs voor. Technologische verandering heeft werk herverdeeld, soms ontwricht, maar menselijke betekenis is niet lineair gekoppeld aan taakexclusiviteit. Dat betekent niet dat transities pijnloos zijn — wel dat “overbodigheid van de mens” geen logisch gevolg is.
Ten derde het doembeeld dat snelheid automatisch oncontroleerbaarheid betekent. AI verspreidt zich snel en grensoverschrijdend, maar dat geldt ook voor andere complexe technologieën. Regulering is moeilijk, maar niet principieel onmogelijk. De uitdaging is institutioneel, niet existentieel.
4. De rol van culturele verbeelding
Een deel van de angst voor AI wordt gevoed door decennia aan culturele verhalen waarin intelligente systemen ontsporen zodra ze te machtig worden. Deze narratieven maken abstracte technologie voorstelbaar, maar leggen de nadruk op uitzonderlijke rampscenario’s in plaats van alledaagse realiteit.
Dat betekent niet dat deze verhalen onschuldig zijn. Ze beïnvloeden hoe risico’s worden ingeschat en welke beleidsreacties politiek haalbaar lijken. Maar ze vervangen analyse door associatie. Angst gebaseerd op fictieve analogieën is zelden een goede leidraad voor reële keuzes.
5. Waar het debat werkelijk over zou moeten gaan
De centrale vraag is niet: “Is AI goed of slecht?”
De vraag is: onder welke voorwaarden versterkt AI menselijke vermogens, en onder welke voorwaarden ondermijnt zij publieke waarden?
Dat vraagt om:
- expliciete politieke keuzes over eigendom, toegang en toezicht
- institutionele vernieuwing die snelheid en schaal aankan
- actieve verdeling van productiviteitswinsten
- publieke verbeelding die verder gaat dan utopie of dystopie
Het grootste risico is niet dat AI “te slim” wordt, maar dat samenlevingen nalaten richting te geven aan hoe deze technologie wordt ingezet.
De kern
Niet alle angst voor AI is irrationeel. Maar angst die AI voorstelt als een autonome bedreiging voor menselijke waarde leidt af van waar de echte keuzes liggen. AI is geen lotsbestemming, maar een versterker van menselijk handelen. Of dat tot vervreemding of verrijking leidt, is geen technologische vraag — maar een politieke en maatschappelijke.
Wie AI vreest, doet er goed aan zijn angst te specificeren. Wie AI omarmt, doet er goed aan haar te begrenzen. Pas dan wordt vooruitgang iets wat we bewust vormgeven, in plaats van iets wat ons overkomt.
Peter van der Wel (12025)
PS: Ben je het eens met de boodschap van deze blog? (Re)post hem op de socials en/of stuur hem door naar een collega of vriend waarvan je denkt dat ze hem ook interessant zullen vinden! Kreeg je ’m zelf doorgestuurd? Abonneer je hier gratis op nieuwe blogs.
PPS: Reacties zijn welkom. Je kunt ze mailen naar mijn mailadres.
