Mensen vragen mij wel eens, hoe ik mijn verhaal over duurzaam leven, ontspullen, en de tijd nemen voor jezelf en voor de ander, kan combineren met het feit dat ik zelf bepaald niet arm ben. Althans dat ben ik dan in de ogen van veel anderen. En natuurlijk ben ik ook rijk. Erg rijk zelfs. Niet zozeer in materiële zin, maar vooral in sociale zin en in betrokkenheid en zingeving. De vraag is dan hoe ik die schijnbare tegenstelling overbrug.
In mijn boek: ‘Economie voor wereldverbeteraars’ (2010) beschrijf ik hoe dat kan. Ik beschrijf daarin niet alleen hoe we als samenleving rijk en gelukkig kunnen worden, maar ook hoe je zelf rijk en gelukkig kan worden. En eigenlijk is dat heel simpel. Kort samengevat komt dat neer op het volgende.
Als je begint met werken verdien je je eerste eigen inkomen. Meestal niet zo heel veel. De truc is dan om iedere keer als je later meer gaat verdienen, jezelf een kleine loonsverhoging te geven. Klein, dus bijvoorbeeld 10%, of als je wilt 20%, van wat je er in inkomen op vooruitgaat. De rest, dus die andere 90% of 80%, stop je in je geldmachine. Je spaarpotje op de bank, en later ook in aandelen. Let overigens op; in dat laatste moet je je eerst wel even in verdiepen. En nog later in de aanschaf van vastgoed. Zo blijf je gewend aan een laag uitgavenpatroon, zodat je steeds meer kunt sparen en in je geldmachine kunt stoppen.
Als jij jezelf gewend houdt aan dat lage niveau van geld uitgeven, dan ben je daar ook gewoon gelukkig mee. Want ik hoef je natuurlijk niet te vertellen dat spullen je niet gelukkig maken. Als je jezelf allerlei dure dingen veroorlooft, nieuwe kleding, een nieuw bankstel, dure reizen, etc, dan voel je je wel even gelukkiger. Maar al heel snel, na enkele dagen, of weken hooguit, weet je gewoon niet beter en ben je alweer gewend aan die nieuwe dingen.
Trouwens; jij krijgt van tijd tot tijd ook een salarisverhoging van jezelf als je weer eens meer bent gaan verdienen. Intussen jongt jouw geldmachine steeds sneller aan, hij wordt dikker en vetter en groter. En zoals je weet, maak je met geld ook weer geld, en dan kom ik op een van de geheimen waar we ons allemaal op verkijken. Rente op rente is een groot financieel wonder. Stel dat je begint met 1 euro en die laat je 50 jaar op de bank staan, met rente op rente is die dan al snel aangedikt tot 30 euro. (en na 100 jaar zelfs tot meer dan € 1.000)
Dat hangt natuurlijk wel een beetje af van het rendement dat je maakt, en daarbij moet je niet kijken naar de rente die je momenteel op een bankrekening krijgt, die is nu wel heel erg laag. Je moet dan kijken naar gemiddelden. Op de wat langere termijn schommelt de rente op een bankrekening zo toch altijd rond de 4%. Het rendement op aandelen ligt een stuk hoger. En het rendement op vastgoed lag op de wat langere termijn nog hoger.
De volgende vraag is dan hoe lang je dat vol moet houden? En dat is dan wellicht opnieuw verrassend. Niet zo heel lang. Je houdt dit vol tot het moment dat jouw geldmachine genoeg geld bevat om de rest van je leven niet meer te hoeven werken. En bedenk je wel dat je op dat moment nog steeds gewend bent aan het lage uitgavenpatroon waar je ooit mee begonnen bent, met wat salarisverhogingen van 10 of 20% van je echte inkomensgroei. Dus zo veel hoeft er dan eigenlijk niet in je geldmachine te zitten. Dat is misschien op je 50e, misschien nog eerder, misschien wat later. Bij mij lag dat moment zo rond mijn 40e.
En het interessante is dan dat die geldmachine ook daarna gewoon geld blijft leveren. En als je dan ook nog blijft bijverdienen, omdat je werken ook wel leuk vindt, kun je vanaf dat moment eigenlijk alles dat je verdient, plus de opbrengsten uit je geldmachine, gaan uitgeven. Je kunt je vanaf dat moment een hoge levensstandaard veroorloven. Maar wedden dat je dat dan ook niet meer wilt. Geluk zit niet in spullen kopen.
PS: Stuur deze blog vooral door naar collega’s en vrienden! Kreeg u ’m zelf doorgestuurd? Abonneer u hier gratis
PPS: Wilt u maandelijks als eerste mijn nieuwste blog ontvangen? Geef u hier op voor gratis toezending