We produceren thuis steeds meer thuis

Een van de belangrijkste begrippen in de economie – maar ook daarbuiten – is het Nationaal Product. Heel veel wordt afgemeten aan de hoogte van het Nationaal Product. Welvaart, werkgelegenheid, belastingdruk, noem maar op. Maar hoe berekenen we de hoogte van het Nationaal Product? Vreemd genoeg houden economen bij het berekenen van het Nationaal Product nauwelijks rekening met de productie waar niet voor wordt betaald. Dat is natuurlijk ook moeilijk, want tegen welke waarde moet je dit soort productie en consumptie dan in het Nationaal Product opnemen?

Volgens sommige economen (zoals de Nobelprijswinnaar Gary Becker) is de waarde van de huishoudelijke productie bijvoorbeeld groter dan de waarde van de totale markteconomie. Zij becijferden hiervoor de tegenwaarde van huishoudelijke arbeid, van vrijwilligerswerk en zelfs van de opvoeding van de kinderen. Vaders en moeders dragen immers ook bij aan de taalontwikkeling, de sociale ontwikkeling en de zindelijkheidstraining van hun koters. (en die van hun kleinkinderen). Huishoudelijk werk, vrijwilligerswerk en opvoeding zijn volgens hen misschien nog wel belangrijker dan betaald werk omdat ze ook nog eens een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale binding en sociale integratie.

Digitale thuisproductie

Tegenwoordig hoort daar ook de digitale thuisproductie bij. We zijn online gaan beleggen, online gaan kopen en verkopen, online gaan bankieren, zelf digitale foto’s en films gaan maken, weblogs en websites gaan bijhouden, zelf podcasts en webcasts gaan maken, en we zijn deze gaan publiceren op Youtube, TikTok, Facebook en Instagram. We zijn muziek gaan downloaden, software, games, muziek via peer-to-peer netwerken gaan delen, we zijn gaan skypen in plaats van telefoneren, webcammen en chatten in plaats van het versturen van brieven of reizen, online cursussen gaan volgen, enzovoort.

Nieuwe vormen van doe-het-zelf

We hebben daarvoor als huishoudens fors geïnvesteerd in pc’s, software, printers, scanners, digitale camera’s etc. en dit heeft geleid tot nieuwe vormen van doe-het–zelf. Denk aan zelf je huis verkopen, tuinaanleg, in huisarchitectuur, betere gezondheidszorg, denk aan patiëntengroepen die online informatie uitwisselen, denk ook aan het zelf aanschaffen van medische apparaten, smartwatches en allerlei testen en sensoren.

Revolutie in de informele productie

Dit alles heeft intussen geleid tot een enorme, maar onzichtbare toename van welvaart. Althans onzichtbaar in de traditionele economische statistieken. Sterker nog: De gevolgen hiervan zijn in negatieve zin vaak juist wel zichtbaar in de statistieken.

De thuisproductie heeft geleid tot het verdwijnen of marginaliseren van hele bedrijfstakken. Denk aan het verdwijnen van grote delen van de muziekindustrie en muziekwinkels, van de reisbranche, verzekeringsagenten, makelaars, tussenhandel en de handel in tweedehands spullen, advertenties in de kranten, tot aan de verkopers van encyclopedieën toe.

We kunnen dit zonder overdrijving een revolutie in de productie noemen. Via internet verspreidt kennis zich nu veel makkelijker dan vroeger tussen mensen onderling. En hoe zal dat nu verder gaan? Wat als we in de nabije toekomst ook nog eens een groot deel van onze energie thuis gaan produceren? Misschien zijn onze groenten en fruit straks deels afkomstig zijn uit coöperatieve urban vertical farms? Misschien gaan we steeds meer spullen delen met buren, vrienden en onbekenden?

De economie zoals we die kenden, is door dit alles al sterk veranderd en zal nog verder veranderen. Dat dwingt ons economen ertoe om onszelf en ons vak opnieuw uit te vinden. Als we tenminste serieus en relevant genomen willen blijven. Misschien moet economie – E-conomie worden.

© Peter van der Wel (12020)