Hoog tijd voor een ander privacydebat

Dit artikel dateert uit 2001 maar is nog verbazingwekkend actueel)

Minister Van Boxtel experimenteert al enige tijd met het elektronische paspoort, uitgerust met een chip met biometrische gegevens. Zo’n paspoort zou in principe volledig betrouwbare identificatie mogelijk maken. Niet alleen veel betrouwbaarder dan het papieren paspoort of rijbewijs, maar bovendien op afstand afleesbaar. Dit laatste biedt grote voordelen, zowel voor de overheid als voor het bedrijfsleven en de consument. Denk aan simpele en toch betrouwbare identificatie bij het kopen via het internet, of bij het aanvragen van uitkeringen, medische zorg, of vergunningen.

Dit systeem wordt nog veel effectiever als hierachter ook de databanken mogen worden gekoppeld. Alleen wie wordt herkend en wie in aanmerking komt voor de dienst of uitkering kan dan nog gebruik maken van het systeem. Fraude wordt dan praktisch onmogelijk. Niet alleen komen de transactie- en uitvoeringskosten dan een stuk lager te liggen, ook de kosten door fraude zullen grotendeels vervallen.

Dit is slechts één voorbeeld van de mogelijkheden die ict biedt om het economische en sociale verkeer verder te beveiligen. Een ander voorbeeld is het wakend oog van de camera. Dat is al lang niet meer beperkt tot die ene Big Brother, want er zijn steeds meer little brothers die naar ons kijken. Naast de camera’s in winkels, banken en benzinestations, worden er door gemeente en politie steeds vaker camera’s geplaatst in uitgaansgebieden, winkelstraten, op bedrijventerreinen en stations. Er komen er niet alleen steeds meer, maar ze worden ook steeds intelligenter, zoals camera’s met gezichtsherkennings-software en infraroodtoepassingen.

De doorsnee burger weet nog maar weinig over al dat nieuwe, technologische instrumentarium. Daarom is het de hoogste tijd voor een nieuw maatschappelijk debat. Voorstanders stellen dat “wie niets te verbergen heeft, ook niets te vrezen heeft”. Daar zit weliswaar veel in, maar privacy wordt tegelijkertijd ook gedefinieerd als een onvervreemdbaar grondrecht. De bekende gulden middenweg biedt misschien de oplossing: wie deel wil uitmaken van de samenleving zal daarvoor iets moeten inleveren. Vergelijk het met het betalen van belasting, ook niet altijd een even leuke noodzaak. Iedere burger zal een deel van zijn privacy moeten inleveren in ruil voor de bescherming en de diensten die de gemeenschap biedt. Dat is natuurlijk niets nieuws, want dat gebeurt al. Alleen, en dat is wel nieuw, dat controleren kan wel steeds efficiënter en betrouwbaarder.

De vraag waar het nu om gaat is, hoeveel controle(erbaarheid) willen wij toestaan? Mogen wij de overheid wel verwijten dat zij inefficiënt werkt, als we diezelfde overheid niet toestaan om optimaal gebruik te maken van de technische mogelijkheden? In feite gaat het hierbij om de ruil tussen het inleveren van privacy enerzijds en een efficiënt werkende overheid anderzijds. Wie tegen dit soort nieuwe beveiligingsmiddelen is, dwingt in feite de gehele samenleving tot extra kosten. Kosten door gedwongen inefficiënt werken van de overheid, door gebrekkige dienstverlening en gebrekkige wetshandhaving. Vertrouwen van de burger in de overheid en haar motieven is daarom essentieel. Om dit te bereiken pleiten wij voor een andere insteek bij het privacy-debat. De vraag moet niet zijn wat de overheid over ons mag weten, maar hoe we de burger voldoende controle-instrumenten kunnen verschaffen om de overheid volledig te kunnen vertrouwen.

EPN Nieuws – september 2001

Wim Deetman, voorzitter, Peter van der Wel, directeur