Het woord deed mij eerst denken aan iets magisch. Aan telekinese of omnipresentie. Letterlijk betekent het ‘op afstand aanwezig zijn’. Een telefoon maakt het mogelijk op afstand te luisteren. Een webcam stelt je in staat om op afstand te zien. Maar op afstand aanwezig zijn?
Ik nam plaats achter een beeldscherm met daarop een klein bedieningspaneeltje. Op het scherm zie ik de keuken van mijn huis. Ik kan door met mijn muis op de knoppen te klikken inzoomen op het gasfornuis. Ik kan ook de camera laten zwenken van links naar rechts. Tot zover is het alsof ik een geavanceerde webcam bedien. Maar daar komt mijn dochter aangelopen door de keukendeur. Ik zie haar naar mij toelopen en ze begint te praten. “Dag pap. Kom je even mee naar de tuin? Stampertje doet zo vreemd. Wil jij even kijken?” Ik antwoord en zeg, “Ik kom met je mee; eens even kijken”. Ik klik op de deur en ik loop zo de tuin in, linksaf en daar is het hok van Stampertje.
Fantasie? Toekomstmuziek? Welnee. Dit is al jaren werkelijkheid. En al vele duizenden mensen hebben dit ervaren. Het geheim hierachter is een soort robotwagentje, uitgerust met een videocamera, microfoons, een videoscherm en luidsprekers. Die camera en het schermpje zitten op een uitschuifbare nek, die je naar links en rechts kunt draaien en de camera kan in- en uitzoomen. Camera en wagentje bedien je met een simpel console. Het resultaat is een geheel nieuwe sensatie: telepresentie. En het voelt alsof je echt op die andere plaats aanwezig bent. Hoe dat komt? Het is iets psychisch en heeft te maken met het feit dat je zelf op afstand kunt bepalen waar je naar kijkt en dat je de camera (en de microfoons) zelfs kunt verplaatsen naar een andere ruimte.
Het exemplaar waar ik mee werkte, is uitgerust met acht wielen. Zes wielen onder het wagentje en twee aan de voorkant. Daarmee kan het wagentje zelfs de trap op en af rijden zonder om te vallen. Ik heb er mee rondgereden door mijn hele huis en op afstand de hele boel gecontroleerd. Wie het één keer heeft meegemaakt is verkocht. De aanwezigheidsillusie is zo sterk dat je bijna vergeet dat je er niet echt bent.
Dat geldt ook omgekeerd. De mensen in de andere ruimte hebben, veel meer dan bij de traditionele videoconferencingsystemen, het gevoel dat je ook bij hen bent. Ze zien ook jouw gezicht op het schermpje op de robot. Jij ‘bent’ daar. Ze kunnen je vragen mee te gaan naar de tafel en daar mee te kijken naar de maquette. Je kunt ook meerijden naar de kamer ernaast en daar kijken naar de bouwtekening, het konijn of de kleine die daar ligt te slapen. Ze horen jouw stem, zien jouw gezicht. Jij bent telepresent!
In Amerika en Japan zijn deze telerobots een hit. Ook in Nederland is er er op beperkte schaal mee geëxperimenteerd in het onderwijs. Een robot achter in de klas als ogen, oren en mond van een leerling die ziek thuis of in het ziekenhuis ligt. Het apparaat, dat zelfs zijn vinger op kan steken, genaamd Pebbles, komt uit Canada. De projectleidster Y. Thijssen meldde dat ze in eerste instantie het idee om een telerobot in te zetten als een soort fysieke vervanging van een kind in de klas nogal bizar vond. Maar ze werd al snel heel enthousiast: “Leerlingen hebben het idee dat hun zieke klasgenoot gewoon aanwezig is en voor de zieke kinderen is het heel belangrijk dat ze het gevoel hebben erbij te horen. Ze kunnen nu de lessen volgen alsof ze er gewoon bij zijn”.
Pebbles staat in verbinding met het bedieningspaneel met beeldscherm, dat bij de zieke leerling thuis of in het ziekenhuis staat. Die kan er van alles mee doen, zoals zichzelf hoorbaar maken in de klas, luisteren, alle kanten op kijken, inzoomen op het schoolbord en zelfs een vinger opsteken. De andere kinderen in de klas zien hun medeleerling op een beeldscherm. De reacties zijn enthousiast.
De mogelijkheden zijn enorm, ook buiten het onderwijs. Op afstand je vakantiehuisje inspecteren na een storm? Op afstand even kijken of de kinderen wel slapen? Maar ook op afstand meepraten! Het is onvergelijkbaar met videoconferencing of andere ‘primitieve’ tele-aanwezigheidssystemen. Ik wil er ook een!
(c) Peter van der Wel (2005)