Na vele jaren van bezuinigen heeft de politiek eindelijk het achterstallig onderhoud in het onderwijs ontdekt. Krakkemikkige klaslokalen, verouderde computers, leerlingen die de school vooral zien als vervelend tijdsverlies, leraren die zijn verworden tot ordebewakers en amechtig achter de nieuwste ontwikkelingen aan moeten rennen. En dat terwijl toch iedereen voortdurend zegt dat onderwijs onze investering is in de toekomst. Onze gezamenlijke toekomst.
Een prachtig (of eigenlijk vreselijk) voorbeeld is ict in de klas. Er wordt uitgegaan van standaarden die in het bedrijfsleven en thuis alweer achterhaald zijn. Eén computer op 10 leerlingen. Een bandbreedte (=snelheid) van het kennisnet die nauwelijks echte video mogelijk maakt. Er is er veel te weinig geld voor het maken van aangepaste lesmaterialen en voor het aantrekken (of bijscholen) van docenten die dit nieuwe wondermiddel kunnen gebruiken. En er is nauwelijks een visie hoe de computer echt vernieuwend in het onderwijs kan worden ingezet.
Men gaat nog steeds uit van het eeuwenoude systeem van een klas met leerlingen met een docent daarvoor. En dat terwijl het kennisnet eindelijk de noodzakelijke revolutie in het onderwijs zou kunnen betekenen. In het traditionele systeem worden alle leerlingen in klassen en vakken bij elkaar gezet en moeten ze allemaal tegelijk bezig zijn met hetzelfde vak. Allemaal tegelijk met de geografie van Costarica bijvoorbeeld omdat dat dit uur op het programma staat. Ook als ze dat onderwerp op dit moment even niet interessant vinden.
Verder is er in die klas nauwelijks ruimte voor gescheiden leerwegen. En toch is het algemeen bekend dat niet iedereen op dezelfde wijze optimaal leert. De één leert het best door te lezen, de ander leert meer van plaatjes, de derde leert het best door er over te praten. Een vierde leert vooral met zijn handen, een vijfde moet alles altijd uitgelegd krijgen, terwijl de zesde het liefst alles zelf uitzoekt. En niet iedereen leert even snel. Nu moet iedereen op elkaar wachten. Sommigen moeten het drie keer uitgelegd krijgen, anderen snappen het na zes keer nog niet.
Stel je nu eens de school van de toekomst voor. Iedere leerling heeft de beschikking over een zeer snelle aansluiting op het kennisnet. Niet een klas vol met computers, maar een aansluiting vanaf elke plaats die de leerling zelf kiest. De klas, de bibliotheek, thuis, in het park. Nooit meer een leraar die zegt: “snap je het nou nog niet?” Nee het lesprogramma, legt het desgewenst geduldig nog een keer uit. En nog een keer, en nog een keer. De tweede, en iedere daarop volgende keer op een iets andere manier met andere voorbeelden. En nooit meer een leraar die niet in de gaten heeft dat de helft van de klas het niet snapt, maar een lesprogramma dat meteen alle leerresultaten per leerling opslaat en analyseert. Nooit meer voor alle leerlingen dezelfde leerstof. Iedere leerling heeft zijn eigen optimale leerweg, afgestemd op zijn of haar eigen moeilijkheidsniveau en mogelijkheden.
Dit schept ook de mogelijkheid om, het keurslijf van de klassen en vakken te doorbreken. Als leerling teken je dan in op een thema of onderwerp dat jou interesseert. De auto bijvoorbeeld of het menselijk lichaam. Rond zo’n thema kunnen dan allerlei “vakken” aan bod komen. Lezen en schrijven natuurlijk, maar ook vreemde talen en “vakken” als natuurkunde, biologie en maatschappijleer. Ook uitstapjes buiten school zijn dan heel eenvoudig in te passen. Een interview met de politie bijvoorbeeld over het belang van verkeersregels. Of handvaardigheid in het schoollaboratorium of de schoolwerkplaats. Of autogeen lassen en dan zelf een auto ontwerpen en in elkaar zetten.
Zo’n school maakt het leren weer leuk. Dergelijke scholen hebben al bestaan. Zo’n 20 jaar terug was ik in Bielefeld (Dld) in de Labor-Schule van Von Hentig. Daar was het klassen en vakken model overboord gezet. Leerlingen van 4 tot 24 werkten daar al samen in thema verband.
Er was maar één klacht. De leerlingen vinden het veel te leuk. Ouders klaagden dat hun kinderen nooit meer thuis kwamen. Ze bleven ’s avonds en in de weekend liever op school. Logisch, want er is niets zo leuk als samen met anderen bezig te zijn met de dingen die jou op dat moment echt interesseren. Leren is dan het leukste dat er is. Wij mensen zijn van nature razend nieuwsgierig. Als we maar niet worden gedwongen en als we maar in ons eigen tempo en op ons eigen niveau kunnen leren.
Er was nog een klacht. Zulk onderwijs is erg duur. Het vraagt om leerkrachten die heel nauwgezet het leerproces en de leervragen van de leerlingen kunnen volgen en die daar al improviserend op kunnen reageren. Die verstand hebben van allerlei vakdoorsnijdende kennis en die dit op allerlei niveaus tegelijk kunnen aanbieden. Die niet uitgaan van de “leerstof” (wat een stoffig woord eigenlijk) maar die uitgaan van het leerproces en de interesses van de leerlingen.
Nu is er voor het eerst in de geschiedenis de mogelijkheid om de leraar te “automatiseren”. Net als in de industrie levert dat grote besparingen op. Zo’n geautomatiseerd lesprogramma zit in een netwerk. Als deze virtuele leraar één maal is ontwikkeld (bijvoorbeeld voor de geografie van Costarica) kan die ook meteen weer worden ingezet in een andere school ergens anders in Nederland. Zo’n geautomatiseerde leraar raakt nooit moe. Biedt de vragen, opdrachten en kennis op elk gewenst niveau aan en op elke plaats. Niet alleen in een rommelig klaslokaal, waar iedereen door elkaar bezig praat, maar ook thuis, of ’s avonds laat. Niet alleen aan jeugdigen van de leerplichtige leeftijd, maar aan elke Nederlander van elke leeftijd.
Maar het kost wel heel veel geld, om zulke “educatieve content” te ontwikkelen. En het vraagt de durf om nu eindelijk eens de “paradigmashift” te maken van traditionele klassen en vakken naar open leersituaties. Onderwijsvernieuwers van alle tijden hebben hiervoor gepleit. Voor het eerst in de geschiedenis is dat nu mogelijk. Maar dat vraagt wel veel meer dan het huidige “pappen en nathouden”. “Nog maar een paar computers er bij in de klas”.
“Nog maar een extra bijscholing voor de leraren, zodat die ook weet hoe een powerpoint presentatie werkt”. De virtuele school vraagt om durf en visie. Om een rigoureus ander aanpak. Maar de beloning is navenant. Een hele nieuwe generatie leerlingen die leren weer leuk zal vinden. Een eind aan een enorme verspilling van talent en energie, zowel bij leraren als bij leerlingen. Een stap voorwaarts voor de gehele samenleving.
© Peter van der Wel (uit Parels en Groeibriljanten 2003)